Wetenschappers nemen in het algemeen aan dat de oudste vorm van schaken het spel, Chaturanga is. Dit spel werd in India, ongeveer 6 eeuwen na de geboorte van Christus gespeeld. De overeenkomsten van Chaturanga, zowel met het `gewone' huidige schaakspel, als met Chinees Schaak (Xiangqi) zijn opmerkelijk. De regels, zoals we die hier geven komen uit de boeken van Murray en Gollon.
White
Koning e1; Generaal d1; Toren a1, h1; Paard b1, g1; Olifant c1, f1;
Pion a2, b2, c2, d2, e2, f2, g2, h2.
Black
Koning d8; Generaal e8; Toren a8, h8; Paard b8, g8; Olifant c8, f8;
Pion a7, b7, c7, d7, e7, f7, g7, h7.
De Koning zet als een gewone koning, maar heeft daarnaast het recht om eens per spel een paard-zet te doen; op voorwaarde dat hij nog niet schaakgestaan heeft voordat de paardzet gedaan word. De rochade bestaat niet.
The king moves as usual king, but additionally has the right to make one knight-move during the game, provided that he hasn't been checked before he makes his knight-move. Castling doesn't exist.
De generaal (of raadgever) zet een veld diagonaal.
De olifant zet twee velden diagonaal, maar mag daarbij springen over een stuk dat eventueel op het tussenliggende veld staat.
Het paard zet als een gewoon paard.
De toren of strijdwagen zet als een gewone toren.
De pion of soldaat beweegt en slaat als een gewone pion, maar heeft alleen niet de mogelijkheid om met zijn eerste zet een dubbele stap te doen.
Pionnen kunnen promoveren wanneer ze de laatste rij van het bord bereiken, maar alleen naar het type stuk dat op het promotieveld was in de beginopening, zo kan bijvoorbeeld een pion die naar b8 gaat alleen promoveren tot paard. Daarnaast kan een promotie alleen plaats vinden wanneer de speler al een stuk verloren heeft van de soort waarnaar gepromoveerd wordt, dus de pion die naar b8 gaat promoveert alleen tot paard wanneer de witspeler al een paard verloren had tijdens het spel. Een gevolg van deze regels is dat pionnen nooit op e1 of d8 promoveren.
Doel van het spel is de koning van de tegenstander mat te zetten. De speler die zijn tegenstander pat zet (d.w.z., wiens tegenstander niet meer kan zetten) verliest het spel.